14 september 2016

De (weder)opstelling

Iedereen, voetballiefhebber of niet, kent het
moment. De bondscoach of clubtrainer schuift,
meestal kort voor de wedstrijd, aan achter
de perstafel met de verlossende woorden. De
Opstelling! Wie speelt op welke positie, wie staan
er in de basis en wie beginnen op de bank? Van
sommige opstellingen weet half Nederland al van
tevoren dat die niet gaan werken. ‘Hoe kan ie nou… op
DIE positie zetten? Die functionéért daar toch niet?’ Zeker
in een oefenperiode wordt er dan ook driftig geschoven met de pionnen
en verandert de startopstelling nog regelmatig. Een elftal krijgt jonge
aanwas, of spelers die nog niet eerder meededen, gevraagd of aangekocht.
Ook in de eerste weken van een nieuw schooljaar is De Opstelling best
wel ‘een ding’. Het regent in mijn mailbox dan ook klassenplattegronden
of klassenopstellingen. Het is natuurlijk een prettige manier om snel de
leerlingen bij de naam te kunnen noemen, die naam te onthouden en
beter dan: ’Ja, jij daar, al dan niet natuurlijk blond meisje met de wel erg
skinny zwarte skinny en het shirt met de Engelse tekst waarvan ik eigenlijk
hoop dat je de betekenis ervan NIET begrijpt en dat trendy handtasje dat
meteen de reden is dat je nooit je boeken bij je hebt, want daar passen ze
niet in en die i-Phone 7 in je linkermouw en die flashy blauwe sneakers…
eh…zeg het maar…!?’ Net als bij de voetbalopstelling hoor je ook hier soms
het commentaar van een collega: ‘Hoe kun je … nou dáár neerzetten? Die
functionéért daar toch niet?’
Er zijn veel manieren om een opstelling te maken. De eerste les iedereen
naar eigen goeddunken ergens laten neerploffen, kijken of er niemand
eenzaam overblijft en dan maar hopen dat het goed gaat. Dat gaat het
meestal niet lang. Een enkele docent hanteert de oude truc om de voorste
rijen met de achterste te laten ruilen. Want achterin, daar is het meestal
niet pluis. Je kunt ook loten, dat is een eerlijke manier. Maar voor die ene
leerling is het misschien écht beter om juist niet naast die ander te zitten
of op die bepaalde plek. Na verloop van tijd krijg je letterlijk en figuurlijk
in de gaten wat ‘werkt’ en wat niet. En de leerlingen ook. Want, zeker in
een nieuwe groep, kennen die elkaar óók nog niet zo goed. Er is nieuwe
aanwas en er zijn ‘aankopen’ van andere ‘clubs’. We besteden natuurlijk
tijd aan elkaar leren kennen. In de mentorlessen, bij activiteiten als het
brugklaskamp en de excursies aan het begin van het schooljaar. En zo
langzaam maar zeker ontstaat er een soort ideale opstelling. Waarbij iedere
leerling én plezier heeft én kan meespelen en scoren. Mijn manier om de
namen te leren is om bijzonderheden over de leerling te horen. Hobby’s,
belangstelling, toekomstdromen. Die koppel je dan automatisch aan dat
gezicht en die naam. Je bent zoveel méér dan je positie in het lokaal (‘het
veld’), linksbuiten of centrumspits, laatste man of vrouw… Na de eerste drie
weken zijn sommige groepen al aan hun derde opstelling toe, zie ik in mijn
mailbox. Maar dat geeft niet. Alles voor een goed resultaat in een prettige
sfeer. Het valt vanzelf op z’n plek, jullie vallen vanzelf op je plek. Prettige
‘wedstrijd’ gewenst allemaal. Maar vooral: een mooi seizoen!
Bert Jansen
Docent Veluws College Twello