23 januari 2013

‘Anders dan normaal’

Terwijl ik dit schrijf, is de wereld buiten wit. Prachtig om de sneeuw te zien glinsteren in het licht van
de lantaarnpaal voor mijn huis. Toch zorgen die neerdwarrelende vlokjes ook voor de nodige onrust.
De ‘code oranje’ is gegeven voor de komende nacht en dag. Het is ‘anders dan normaal’ en dan
worden we altijd een beetje nerveus. Treinen rijden waarschijnlijk niet, een recordlange ochtendfile
dient zich aan. En giet ‘De Tocht Der Tochten’ nog oan?
En Carnaval, waarbij straks weer duizenden landgenoten zich al dan niet verkleed of beschonken in
eindeloze polonaises storten. Is dat normaal? Nou, bij ’ons’ wel. We noemen dat cultuur. En dan is
het normaal.
Wat ‘normaal’ is, wordt door de leden van de dominante cultuur bepaald. Degenen die daarbuiten
vallen, kunnen zich maar beter aanpassen. Dat heet integratie. Gelukkig mag je nog best wat
kenmerken van je eigen cultuur behouden, zo zijn we dan ook wel weer…
Zo zag ik laatst een Turks of Marokkaans meisje hardlopen. Trainingpak aan, maar daarover wél een
halflang zwart gewaad. Zwarte hoofddoek om, maar wél een felgekleurde koptelefoon op en een
iPod aangesloten. Prachtig plaatje. Toppunt van integratie. Leuk om te vertellen bij maatschappijleer,
waar overigens in het boek ook zulke foto’s stonden.
Het was kortgeleden de week van het speciaal onderwijs, met extra aandacht voor autisme en ADHD.
Ook hier gaat het om (vaak) kinderen die als het ware buiten de dominante cultuur vallen. ‘Wij’
hebben bepaald wat ‘erbuiten’ is. Wie zijn die wij? Geen idee… Maar die ‘wij’ vinden het vaak lastig
om met deze bijzondere kinderen om te gaan. Omdat ze anders zijn. Maar om iets ‘anders’ te
noemen, moet je eerst zeggen wat ‘normaal’ is. En dat is eigenlijk al heel…gek, ja. Want wat is
normaal?
Je zou beter kunnen zeggen: deze kinderen hebben iets extra’s. Een bijzondere kijk op de wereld, zeg
maar. Misschien vallen hun dingen op die ons niet opvallen. Misschien hebben ze meer energie dan
de gemiddelde klasgenoot. Zijn ze alerter op geluiden en bewegingen om hen heen. Vaak krijgen zij
extra hulp, maar is het niet zo dat ‘wij’ eigenlijk wat extra hulp nodig hebben om ze te begrijpen?
Ik vroeg eens aan een meisje dat ik begeleidde, waarvan ze in de schoolsituatie het meeste last had;
haar dyslexie, haar ADHD of haar dyscálculie? (ze had het namelijk alledrie). Ze antwoordde: ‘Ach,
eigenlijk van geen van drieën, maar meer van al die mensen die me steeds uit de klas halen om me te
‘helpen’…!
Misschien is een beetje begrip wel de mooiste hulp die je je kan wensen.
Bert Jansen
Docent VC Twello